fries scheepvaart museum

Sneker sportgeschiedenis - Peter van der Meeren

Mij was voor de opening van deze tentoonstelling gevraagd om ‘iets als een column’ – een persoonlijke kijk op de sportgeschiedenis in Sneek. Die lees ik met plezier en trots voor – op een bijzondere plek. Ik ben namelijk geboren op Kleinzand 16 – op 19 mei 1961. Pa Piet en moeke Martha runden hier een kruidenierswinkel. Naar verluidt stond ma die dag tot vier uur ’s middags nog gewoon achter de toonbank. Schort voor, spliterwten afwegend, de kassa bedienend. ‘Piet, hij komt!’, schijnt ze toen te hebben geroepen en binnen een half uur was ik er, als vijfde.

Vijfde van uiteindelijk zeven. Rooms-katholiek he. Ook mijn vriendjes kwamen uit grote gezinnen, dus de elftallen waren altijd snel gevuld. Bij Wit Zwart, waar anders. Maar in eerste instantie leerde ik voetballen op straat, hier op het Kleinzand maar vooral in de aangrenzende steegjes.

Op straat mocht eigenlijk niet. Ik wist ook snel waarom: Buurjongen Ronny Sytsma – later een beste aanvaller en kantinebezoeker bij alle Sneker clubs – en ik zagen bij het overtrappen van de bal een brommer over het hoofd. Bal onder brommer, brommer vol op geparkeerde auto en minstens zo erg: onze mooie oranje Champion-bal lek. Voor straf twee dagen niet voetballen – dát was een straf hoor!

De ene steeg kwam uit op de Bothniakade, de ander op het Oosterdijk. Pielen op de vierkante centimeter. Met Ronny én minstens vier zonen van Tom Zwart. Over Sneker sportgeschiedenis gesproken! Tom Zwart, legendarisch Regenboog-zeiler, maar ook de voetballiefhebber die op 21 mei 1944 benauwde uren beleefde tijdens de razzia op Sportpark Leeuwarderweg. Hij en nog dertig mannen verstopten zich op het dak van de tribune voor de Duitsers. Toen er hoge nood ontstond, was goede raad duur. Tot Tom zijn zeillaarzen uittrok zodat daarin geplast kon worden. De mannen werden niet ontdekt.

Met Toms’ zonen heb ik vele uren in die stegen gevoetbald. Douwe en Dirk werden steunpilaren van LSC – maar zeilen konden ze ook als de beste. Net als de jongste, Sipko. Dat hij later ook naar Nederlandse kampioenschappen voer, was deels aan een Van der Meeren te danken. Zus Dimphy was talentvol zwemster die zo rond haar twaalfde een gemeentelijke medaille kreeg, toen ze in het IJsselmeer een belangrijke wedstrijd won. Maar de belangrijkste overwinning boekte ze hier, op – of beter IN – het Kleinzand. Kleine Sipko lag al op de bodem toen Dimphy nog 1 keer naar onderen dook en hem met een laatste krachtsinspanning boven water kreeg.

De Stokvissteeg – ik moest de naam eerlijk gezegd even opzoeken – kon ik in 8 seconden doorlopen. Dik 50 jaar geleden hè. Hoe ik dat weet? Nou, hoe vaak zal ik op zaterdagochtenden naar het Oosterdijk zijn gerend, naar sigarenmagazijn Modderman? Tientallen keren. Want bij Modderman hingen de briefjes met afgelaste wedstrijden. Consuls hadden dat telefonisch aan de sigarenbaas doorgegeven.

Na veel regen wist je: dat hele zijraam hangt vol met wat je voor voetbalverslaafde knapen als ik gerust rouwadvertenties kon noemen. ‘Kaatsland: alle jeugdwedstrijden afgelast’, stond er dan in Moddermans hanepoten. ‘Zuidersportpark, ook zondag geen wedstrijden’. Dan gingen de mooiste dagen van de week in rook op…

Op 1 veld kon echter zo goed als altijd worden gevoetbald. Ook al moesten voor de aftrap de eenden en meerkoeten worden verjaagd: bij Black Boys ging het vaak door. Dat gold ook voor de welpencompetitie, met als opper-scheidsrechter Libbe Nauta – over Sneker sportgeschiedenis gesproken!

Met Wit Zwart 4 hadden we de finale bereikt. Op een dinsdagavond, half zeven, tegen ONS 8. Dat was toch wel zo’n beetje de aartsvijand – roomsen en ‘fienen’ gingen bepaald niet vloeiend door één deur. De hele dag regen. Niet met druppen tegelijk, maar met bakken. Op de Thomas van Aquinoschool (ik ben in dit gebouw ook op school geweest) ging het die dag nergens anders over: sú t wel deurgaan?

Het ging door – maar ik had beter het zwempak van m’n zus mee kunnen nemen dan mijn witzwart-shirt… Het waterballet eindigde na twee keer 20 minuten watertrappelen in 0-0.

Pengels. Scheidsrechter Nauta vond in een immense plas toch de penaltystip, hoogde die op met modder en deponeerde er de bal op. Ik hoor m’n pa – in zijn stofjas, want net op tijd klaar met het bezorgen van de boodschappen – nog roepen: Punt eronder, omhoog dat ding!! Ik punt eronder. Bal onderkant lat, plons – in een plas net achter de doellijn.

Cees had minder geluk – maar de keeper van ONS ook. Cees Kroon – een van de beste voetballers die Sneek ooit heeft gehad. Amper 9 jaar maar al kanonskogels afvurend. Deze ging rechtdoor – vól op de onbedekte bovenbenen van de ONS-keeper. Ik hoor die jongen nog gillen van de pijn.

We wonnen uiteindelijk, want onze keeper Frans – Van Dijk, van de Bloemstraat, broer van Julius de fotograaf – dook twee keer met succes naar een hoek. Na de eerste keer moesten we eerst zijn brilletje zien op te duiken. Hij verdiende er een ereronde mee, op de schouders van m’n pa. De grijze stofjas was bruin van de drek.

Cees Kroon… hij is niet meer. In 1991 overleden, bij een auto-ongeluk. Ook LSC-clubgenoot Ferdy Croes overleed die nacht. Het is een van de gitzwarte rouwrandjes om de Sneker sportgeschiedenis.

Met Cees voetbalde ik vaak ook op het kerkplein. Aan de Singel. Daar mochten toen nog geen auto’s staan, maar veilig was het nooit. Meteen naast het plein had groenteboer Eijer namelijk zijn magazijn. Hij was bang dat we zijn dakpannen er af schoten. Met Kees als ons kanon was dat inderdaad niet onmogelijk. Ik moet eerlijk zeggen – de misdaad is verjaard – dat we het ook wel expres probeerden.

Altijd iemand op de uitkijk, want als Eijer je pakte – of erger: je bal – dan was het niet best. Wij een skop, de bal via zijn groentemes in twee helften.  Dan moest je weer 5 gulden zien te sparen om een nieuwe te kunnen kopen. Waar anders dan bij Janssen Sport aan de Gedempte Pol? Het Mekka voor voetbalknapen als ons – met in de etalage de nieuwste Quicks en Adidassen. Janssen Sport – een stukje Sneker sportgeschiedenis dat is verdwenen…

De sterren van v.v. Sneek liepen op die schoenen. Juli 1970 – een hoogtepunt in de sportgeschiedenis van deze stad. Ik was erbij, aan de Lemmerweg: Sneek-Sanderbout. Als jonkjes mochten we tegen het hek aanzitten. 5, 6, 7000 toeschouwers. De Abma’s, Ate Westerhof, Appie van Ruiten, topkeeper Hendrik Feenstra… (Dik 80 nu hè Hendrik, maar nog altijd op t fietske naar Hommerts voor keeperstraining!). Sneek won en was landskampioen.

Ze zeggen dat de jeugd helden nodig heeft en dat is ook zo. Toen waren de Sneek-kampioenen mijn helden, maar helden liepen ook ‘gewoon’ bij Wit Zwart. Nooit hoger gevoetbald dan derde klasse, maar toch, het waren helden.

Spelen in het eerste: dat was mijn doel. Ik moet u bekennen dat het bij 1 officiële invalbeurt is gebleven. Onder Jacky Haak – de sfeermaker voor wie het begrip derde helft was uitgevonden. Uit tegen Zwaagwesteinde – dat kon niet slechter. Twintig minuten voor tijd, de honderden toeschouwers zullen het knikken van mijn knie-en hebben gehoord. Ik als linksbuitentje - tegen een beer van een back. Armen vol tatoeages en met sokken die door mem waren gebreid. ‘Wat súst-ou nou mantsje?’.. Een carrière was in de knop gebroken…

Gelukkig kon ik met pen en papier aanhaken en de Sneker sportgeschiedenis vastleggen. Vooral van nabij meemaken ook. In de C. Kanhal – de volleybalveldslagen van Animo. Nog toen je pas een punt kon krijgen als je zelf serveerde. Animo-Brevok, met de springveer Errol Rooi. Na een kwartier stond het pas 1-1… Huistrompettist Aonne de Wrede sprong tijdens elke time-out op de perstafel voor het spelen van Ivanhoe – dat natuurlijk werd verbasterd tot Animooo!

De Europa-Cupwedstrijden, natuurlijk ook de vele kampioenschappen van Olympus. Maar ook: omroeper Bertus Sustring, die in het heetst van de strijd vergat dat zijn microfoon nog aanstond en een boer liet die de ramen van de Kan-hal in de sponningen deed trillen! Vaste supporter Yke, kennen jullie hem nog? Kreeg van huis altijd een guldentje mee voor het programma met lot, waarna zijn nummer werd doorgegeven aan de speaker. Als dan het nummer van de hoofdprijs, een pot drop van ‘t Dropwinkeltsje, was omgeroepen, hoorde je Yke boven alles en iedereen uit. Weer gewonnen! Sneker sportgeschiedenis…

Over het Sneker volleybal heb ik nog geen boek geschreven. Wellicht komt het er nog eens van. Genoeg te vertellen. Natuurlijk over onze olympische helden Olof, Ronald en Jan – maar ook over grondleggers als Tjalling Dijkstra, Appie Oppenhuizen, Eppie Coers, Germ de Wolff, Paul van Sliedrecht, Hans van Wijnen, Klaas de Groot en zijn Tjitske. Over toppers als Ingrid Piersma, Erna Brinkman, Petra Groenland, Marrit en Hester Jasper, Toon – de Hulk – Gerbrands, Anton de Vries, Bert Jansma, Martje de Vries en dochter Roos.

In het boek zal zeker een hoofdstuk komen over Rinke’s Koffiebar, nu de Bakkersdochter in de Scharnestraat. Over de onvergetelijke donderdagavonden. Want Snekers kunnen sporten, maar ook feesten, vergis u niet! Natuurlijk de gouden medaille van 1996 – gewonnen door drie spelers en een coach die in Sneek zijn gevormd. Onvergetelijk: Olof van der Meulen die na de gewonnen olympische finale de tv-camera inkijkt en overduidelijk Sneekweek zegt. Zijn medaille ligt hier.

Ook memorabel: de Roemeense volleybalsters die met hulp van Snekers het Ceaucescu-regime ontvluchtten toen ze hier Europa Cup speelden. De halve stad, inclusief de politie, wist op een gegeven moment waar ze zich verstopt hadden – maar de woedende Roemeense teamleiding werd niks verteld. Bijzondere Sneker sportgeschiedenis…

Voetbal, volleybal, zeilen – een bitsje Sneker ken alles, wordt vaak beweerd. Dat klopt. Dat was vroeger zo, dat is nu nog zo. Brandsje Blom en de mannen van Poelman speelden in 1944 het Noordelijk voetbalelftal met Abe en wonnen op ‘de meer’ ook vele prijzen. Marrit Jasper speelt in het Nederlands volleybalteam en zeilde op Nederlandse kampioenschappen voorin mee.

Maar Snekers kunnen veel meer. De stad heeft atletiekkampioenen voortgebracht – niet in de laatste plaats dankzij gepassioneerde mannen als Lub Wiarda en Cees Clement. De stad heeft biljartkampioenen voortgebracht, wielerkampioenen, bokskampioenen, turnkampioenen, noem maar op.

Er hangt hier een vaandel van TGP, Thusnelda Grutte Pier. Dat doet mij denken aan een klasgenootje-jeugdvriendje dat zo enorm lenig was dat-ie letterlijk staand met zijn grote teen zijn oorlel kon aanraken. Hij maakte tijdens de gymles dubbele salto’s en klom via touwen jaloersmakend moeiteloos naar de plafonds. Wat Epke in Londen liet zien, deed hij 50 jaar geleden al. Hij móest wel olympisch kampioen worden, zo dachten wij als kameraadjes.

Vele jaren later trof ik hem weer, in de Sneekweek. In een boot: de 2.4, mede ontworpen voor zeilers met een beperking. Ja, die had hij, helaas. Ferny Bakhuizen, mijn lenigste sportheld ooit, kampte met ziekte. In mijn ogen een groot Sneker sporter is helaas ook niet meer onder ons.

Ik heb het genoegen gehad veel van de Sneker sportgeschiedenis te mogen opschrijven. De Sneekweek met al zijn verhalen, 75 jaar Wit Zwart, 100 jaar Regenboog-zeilen. We werken nu aan het boek over 100 jaar Black Boys, over roemruchte Sneker clubs gesproken. Het verschijnt volgend jaar, waarna Black Boys opgaat in Sneek Wit Zwart. Het 1- na-mooiste voetbalshirt van de stad zal daarmee ook verdwijnen, helaas.

Ook heb ik geschreven over een van de donkerste dagen uit de Sneker sportgeschiedenis: de razziawedstrijd in mei 1944. De Duitsers pakten bij een voetbalwedstrijd 21 mannen op – 2 van hen hebben dat met de dood moeten bekopen. We staan daar op 24 juni weer bij stil – op het unieke sportpark aan de Leeuwarderweg, waar ongelooflijk veel Sneker sportgeschiedenis is geschreven. Op 24 juni voetballen de stadsteams van Leeuwarden en Sneek tegen elkaar en zal een plaquette worden onthuld. De Sneker sportwereld zal daar ongetwijfeld bij zijn, want de onderlinge band is sterk. Ik verzeker u: zelfs de papen en de ‘fienen’ kunnen het al jaren aardig met elkaar vinden!

Wellicht maak ik ook nog eens een boek over de Sneker sport en al zijn mooie verhalen. De sterke verhalen, de anekdotes. Ook humor hoort bij deze stad en zijn sporters.

Eén anekdote wil ik hier alvast vertellen. In de hoofdrol Leo Poiesz, zoon van de al even befaamde schoorsteenveger én scheidsrechter Bertus. Bertus Poiesz, die ooit de aanvoerder van een Leeuwarder club bij zich riep toen Wit Zwart met 7-0 voor stond en er nog 10 minuten waren te spelen. De aanvoerder kreeg de vraag of hij dacht dat zijn ploeg in staat was om in die 10 minuten nog 7 keer te scoren. Toen de man ontkennend antwoordde, zei Bertus: Oké, dan fluit ik nou af, want ik mut fan de frou nog boodskappe hale!

Maar Leo.  Leo – van de broodjes Knak in de Sneekweek – heeft 500 wedstrijden gespeeld voor Wit Zwart.

Eén daarvan was tegen DTD, De Trije Doarpen.  We schrijven ongeveer 1970. Op het veld van DTD in Kornjum-Jelsum. Op zeker ogenblik rolt de bal over de zijlijn. Leo pakt ‘m op en zal ingooien.  Op dat moment roept de scheidsrechter: ANDERE KANT UIT! Leo bedenkt zich niet, draait zich om en gooit de bal met een ferme worp over de sloot het weiland in… Sneker sportgeschiedenis!